Dat we soms, of zelfs met regelmaat, over elkaar praten is geen nieuws. En dat we het vervelend vinden als we merken dat er achter onze rug over ons wordt gepraat is ook geen nieuws. Hoe komt het dan toch dat we met z’n allen zoveel óver elkaar praten in plaats van mét elkaar? En hoe kun je ervoor zorgen dat het praten over niet voor een negatieve roddelende spiraal in het team zorgt?

Het blijkt dat we tweederde van de tijd dat we met anderen praten, over anderen praten. En dat doen we niet zomaar: over anderen praten helpt om vertrouwen op te bouwen met je gesprekspartner. Het geeft je informatie over hoe anderen naar een situatie kijken en je kunt je eigen positie in de groep beter inschatten.

Praten over anderen kan echter ook gebruikt worden om macht te verkrijgen binnen een groep, iets te onthullen in een roddel of – in het geval van kwaadspreken – om een ander een slechtere positie binnen de groep te bezorgen. Bij kwaadspreken beschadig je degenen over wie je praat.

Er zijn al veel onderzoeken gedaan naar roddelen en die tonen op verschillende manieren ook het nut ervan aan. Zo zou roddelen een soort leerproces tot gevolg hebben, waardoor je je omgeving op een andere manier gaat waarnemen. We leren ervan wie we extra in de gaten moeten houden omdat hij/zij mogelijk een gevaar voor ons kan opleveren. Daarnaast lucht roddelen soms ook gewoon op: je ergert je aan iets wat iemand heeft gedaan, dat moet je even kwijt en dan is het voor jou klaar. Niet altijd willen we alles via formele communicatie met elkaar oplossen.

Zo helpt roddelen ons om bij de groep te blijven horen waar we graag deel van uit maken. Dit bij de groep willen horen is tevens een reden waarom we vaak praten over anderen in plaats van rechtstreeks (met irritatie) kritiek te uiten of (vanuit verbinding) feedback te geven. Dat kan er immers voor zorgen dat je positie in de groep verslechtert omdat zowel kritiek als feedback soms met weerstand en als negatief worden ontvangen. De veilige weg lijkt dan om maar te roddelen. Soms is het daarmee ook een uitnodiging aan de ander om te gaan bemiddelen. Die ander krijgt er dan een ongevraagde en lastige taak bij.

Hier komt een belangrijk punt voor de samenwerking: weet dat zolang je alleen maar roddelt over iemand, er nog NIKS verandert. Pas wanneer je OOK het gesprek aangaat met degene over wie het gaat en je punt (vanuit verbinding in feedback) overbrengt op de ander, vergroot je de kans dat er iets zal veranderen. Doe je dit niet en hou je het bij praten over? Weet dan dat de kans groot is dat het gedrag waar je je aan ergerde zich zal herhalen.

Op de Schaal van Samenwerking maken we onderscheid tussen doelgericht en probleemgericht kijken. Staat het probleem centraal, dan wordt praten over al snel roddelen en kwaadspreken. Staat echter het gezamenlijke doel centraal, dan kan praten over ook een adviesfunctie hebben. Door te praten met Jan over hoe het komt dat hij zo goed kan samenwerken met Piet kun jij iets leren om je samenwerking met Piet te verbeteren. Maar dan moet je vervolgens nog wel zelf in gesprek gaan met Piet.

Kortom, praten over kan een positieve bijdrage leveren aan de samenwerking mits het met een positief doel voor ogen wordt ingezet EN als het niet bij alleen maar praten over blijft. Laat ‘praten over’ een springplank zijn naar ‘praten met’!